#gs.tv9.003
Steunuitkering
Uitkering in de jaren dertig voor mensen die werkeloos waren in Nederland.
Andere benamingen/synoniemen voor dit begrip
- Steun
- Uitkering
Waar komt dit woord vandaan?
- Steun = het geld dat de werkelozen kregen van de overheid 'ter ondersteuning' om rond te kunnen komen.
- Uitkering = betaling van een bedrag waar iemand recht op heeft.
Werkeloosheid in Nederland - Beurskrach
Door de Beurskrach van 1929 ontstaat er in Nederland veel werkeloosheid. In Amerika stortte de beurzen in oktober 1929 in, waardoor er economische crisis ontstond. Aangezien Nederland handel dreef met Amerika, had deze crisis ook gevolgen in Nederland.
Zo verkocht Nederland veel bloemen en aardappelen aan Amerika, door de Beurskrach kwam deze handel zo goed als stil te liggen, waardoor veel mensen in Nederland geen werk meer hadden. Door de beurskrach steeg het aantal werkelozen in Nederland tussen 1929 tot 1935 van 22.000 tot 385.000.
Wie helpt mij aan werk?
De jaren 1929-1940 worden De Crisisjaren genoemd. Het ging toen heel slecht met de Nederlandse economie. Bedrijven en fabrieken moesten sluiten en veel mensen raakten hun baan kwijt. In 1930 waren er in Nederland ongeveer 100.000 mensen zonder werk. In 1936 waren dat er 480.000. De mensen deden er alles aan om aan een nieuwe baan te komen. Zoals de werkloze banketbakker Johannes Theodorus Gerards (1915-1940) uit Deventer, die met een bord door de straten ging op zoek naar werk "onverschillig wat" - het maakte hem niet uit wat voor werk het was. (Bron: Canon van Nederland)
Steun
Als werkelozen geen recht meer hadden op een werkeloosheidsuitkering, konden zij rekenen op de zogeheten 'steun'/'steunuitkeringen' van de overheid. Om deze steun te krijgen, moesten de 'steuntrekkers' één of twee keer per dag een stempel halen in een stempellokaal. Het halen van deze stempels werd door de overheid ingevoerd om zwart werk overdag te voorkomen. Veel werkelozen probeerden buiten de steun (die ontzettend laag was) nog extra bij te verdienen.